Geschiedenis spoorwegen
in en om
Roosendaal

 
Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van kopie, op digitale of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van auteur en/of webmaster.
 
 
 

Wachterswoning 17 aan de Gastelseweg

 
De tekstgedeelten op een witte ondergrond hebben betrekking op plaatjes en/of (persoonlijke) gegevens van wachter Arnoldus Kuijpers. Deze zijn veelal gebaseerd op documentatie uit het archief van de NS. Een deel van de foto's is afkomstig uit de collectie van zijn achter-kleinzoon Dave Kuijpers te Roosendaal.
 
 
Gezicht op wachterswoning 17 met bijbehorende wachtpost aan de straatkant voor de bediening van de overwegbomen aan de Gastelseweg in het baanvak Lage Zwaluwe - Roosendaal, circa 1940. Het is zeer waarschijnlijk dat deze wachtpost pas gebouwd is na de reconstructie van de Gastelseweg in de jaren 1935-1937. Ongeveer op dezelfde plek had al sinds 1912 een wachtpostje voor de aflosser van de wachter in de woning gestaan.
De wachtpost uit circa 1936 werd afgebroken in juni 1957, nadat in 1956 het traject Lage Zwaluwe - Roosendaal was voorzien van automatische blokstelsel en de overweg van een AHOB.
 

1. Inleiding

 
Op 26 juni 1854 vond de feestelijke opening plaats van het traject Antwerpen - Roosendaal. Een week later kwam dit baanvak in exploitatie voor het reizigers- en goederenvervoer. Op 20 oktober 1854 volgde het stuk Roosendaal – Oudenbosch, op 24 december 1854 het baanvak Oudenbosch - Zevenbergen en op 1 mei 1855 het sluitstukken Zevenbergen – Moerdijk. De lijn was oorspronkelijk bedoeld om de haven van Antwerpen een tweede en goedkopere spoorwegverbinding met Duitsland te geven. Wel via Rotterdam, omdat anders de Nederlandse regering geen medewerking wilde geven.
 
 
De spoorweg van Antwerpen via Roosendaal naar Moerdijk passeerde in 1854 het gehuchtje Klein Kalfsdonk op nog geen honderd meter afstand. Op het minuutplan van het Kadaster uit 1832 is de as van het traject ingetekend. Ten oosten van de (toen nog niet verharde) weg van Roosendaal naar Oud Gastel bleef een klein gedeelte van een groot perceel liggen, ideaal om daar in 1885 de wachterswoning 17 (of wachthuis, afgekort WH 17) neer te zetten. De Lageweg (nu Lagestraat) kreeg overigens al meteen in 1854 een wachterswoning, die later als WH 16 zou worden aangeduid.
 
Op nieuwjaarsdag 1872 kwam de brug bij Moerdijk in gebruik. Vanaf 1873 kwam de ontbrekende schakel Lage Zwaluwe - Zeven-bergen tot uitvoering. Het hartje van Rotterdam werd pas in 1877 bereikt, maar niet door de Belgen. Zij moesten met ingang van 1 juli 1880 afstand doen van haar lijn in West-Brabant ten gunste van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS). Vanaf dat moment genoot de SS in het zuiden van Nederland een monopoliepositie.
 
In 1916 gingen de twee grootste spoorwegmaatschappijen in Nederland vanwege de oorlog sterk teruglopende opbrengsten een belangengemeenschap aan, waarbij de exploitatie vanaf 1 januari 1917 werd uitgevoerd onder de naam Nederlandsche Spoorwegen (NS). Uiteindelijk werd de belangengemeenschap in 1939 formeel omgezet in N.V. Nederlandsche Spoorwegen.
 

2. Wachterswoningen en wachtposten

 
Vanaf het prille begin werd bepaald dat een spoorweg over de hele lengte afgesloten moest zijn of kunnen worden. De treinen had-den recht op een onbelemmerde doorgang. Langs de lijn kon simpelweg worden volstaan met het aanplanten van heggen of het plaatsen van afrasteringen, maar bij spoorwegovergangen diende de maatschappij haar toevlucht te nemen tot beweegbare af-sluitingen. Al naar gelang de drukte van het wegverkeer werd een overweg in het begin uitgerust met schuifsluitbomen of achter-overhellende hekken, die vanzelf dichtvielen na het passeren van voetgangers. Pas later kwamen wipsluitbomen in gebruik. Zij bestonden uit houten latten of ijzeren delen in balans met een contragewicht. Voor het bedienen van zowel wip- als schuifsluitbomen waren overwegwachters nodig. Door middel van windwerken en trekdraden konden zij ook overwegen bedienen, die op enkele honderden meters afstand lagen en voorzien waren van trekwipsluitbomen.
 
 
Op dit gedeelte van de topografische kaart uit circa 1910 zijn de in 1885 nieuw gebouwde wachterswoningen 12 (WH 12, km 17,019) aan de weg tussen Oudenbosch en Zegge (nu Zeggeweg) en 13 (WH 13, km 18,425) aan de Langenbergschestraat (nu Noordhoekse-straat) aangeduid.
De overweg in de op dit kaartgedeelte zichtbare Spijberstraat bij km 17,352 werd bewaakt vanaf wachterswoning 12 en die in de
Peperstraat bij km 18,065 vanuit wachterswoning 13.
 
Een overwegwachter woonde met zijn gezin soms in een woning van de spoorwegmaatschappij naast een overweg. Gewoonlijk was zo’n huis 7,5 meter lang en 4,5 meter breed. Gelijkvloers was er een woonkamer met keuken en een slaapkamer. Het privaat lag aan de buitenzijde. Vanuit de slaapkamer leidde een trapje naar de zolder waar de wat grotere kinderen van het gezin konden slapen. Soms stond een woning op een afgelegen plaats, ver van de bewoonde wereld. Het was een stukje grond dat bij de aanleg van de lijn als overhoek was blijven liggen en op deze wijze nog enigszins ten nutte werd gemaakt.
 
Verreweg het merendeel van de overwegwachters moest het echter met veel minder doen, omdat zij al een huis of een boerderijtje in de buurt hadden. Zij konden het werk aan de overweg naast het werk op hun bedrijfje doen, zeker in het begin wanneer er nog maar drie tot vijf treinen per dag per richting reden. Een schuilgelegenheid (in de vorm van een wachtpost) was dan ook meer dan voldoende.
 
 
Op dit gedeelte van de topografische kaart uit circa 1910 zijn de in 1885 nieuw gebouwde wachterswoningen 13 (WH 13, km 18,425) aan de Langenbergschestraat (nu Noordhoeksestraat), 14 (WH 14, km 19,366) aan de Sint Maartenstraat en 15 (WH 15, km 20,312) bij het kruispunt Meirstraat / Vaartkant aangeduid. De overweg in de op dit kaartgedeelte zichtbare weg bij km 18,943 werd bewaakt vanaf wachterswoning 14.
 
Maar er waren ook wachters in dienst, die elders geen onderdak hadden en al blij waren met een wachtpost. Zo’n onderkomen mat buitenwerks slechts 2,6 bij 3,5 meter en was juist groot genoeg voor een woon- en slaapkamertje voor de wachter met zijn vrouw. Het was dan ook niet verwonderlijk, dat zo’n wachtpost in de loop van de jaren steeds meer werd ontsierd door allerlei aanbouwsels, al naar gelang de grootte van het gezin. En dat was de spoorwegmaatschappij al spoedig een doorn in het oog.
 
 
Op dit gedeelte van de topografische kaart uit circa 1910 is de in 1885 nieuw gebouwde wachterswoning 15 (WH 15, km 20,312) bij het kruispunt Meirestraat / Vaartkant aangeduid. Verderop naar het zuidwesten staat de al in 1854 aan de Lagestraat gebouwde wachterswoning 16 (WH 16, km 21,003). Tenslotte zijn de in 1885 nieuw gebouwde wachterswoning 17 (WH 16, km 21,233) aan de Gastelseweg en 18 (WH 18, km 21,495) aan de Lepelstraat ingetekend.
 

3. Uitbreiding van de infrastructuur

 
Na 30 juni 1880 zwaaide de SS in het zuiden van het land de scepter en stond er een grootscheepse uitbreiding van de infrastructuur voor de deur. Het hele baanvak Lage Zwaluwe - Roosendaal werd in 1882 van een tweede spoor voorzien. In 1885 was het de beurt aan de gebouwen langs de lijn. De rommelige aanblik van vele wachtposten met allerlei aanbouwsels was de nieuwe eigenaar een doorn in het oog.
 
Het bestek 396 werd voor 86.000 gulden gegund aan aannemer C.D. Kleyn uit Raamsdonk. Voor dit bedrag moest hij langs de lijnen Roosendaal – Breda en Zevenbergen – Roosendaal – Essen (grens) 28 nieuwe wachterswoningen bouwen. De bestaande woningen uit 1854-1855 werden flink verbeterd en alle oude en veel te kleine wachtposten met aanbouwsels werden afgebroken.
 
Alle wachterswoningen werden nog steeds aangeduid als wachthuizen en genummerd in volgorde van oplopende kilometrische ligging. Tussen Lage Zwaluwe en Roosendaal stonden vanaf 1885 negentien woningen voor de wachters. In totaal waren er zo'n 25 openbare overwegen en daarnaast waren er nog meer dan dertig particuliere (onbewaakte) overgangen voor landbouwverkeer. Vanaf 1950 werd dit aantal voortdurend teruggebracht. Inmiddels is er al vele jaren geen enkele onbewaakte spoorwegovergang meer.
 
Kort na 1900 kwam er tussen Lage Zwaluwe en Roosendaal een blokbeveiliging met vijf blokposten tot stand. Twee van deze posten waren ondergebracht in de stationsgebouwen van Zevenbergen en Oudenbosch en de drie andere ertussen in afzonderlijke kleine gebouwtjes, nabij een bestaande wachterswoning, zodat er toen meer treinen tussen Lage Zwaluwe en Roosendaal konden rijden.
 
Na het in zwang komen van de blokbeveiligingen in 1880 ontstonden er ook functies als die van sein- of blokwachter. Indien er op de gewenste plaats geen stations- of haltegebouw in de buurt was, werd het bloktoestel geplaatst in of bij een wachterswoning voor de bediening van een overweg. De wachter hiervan was dan uitsluitend belast met het bedienen van de blokseinen en de overwegen in de buurt.
 
In onderstaande tekeningen zijn de situaties opgenomen van zeven wachterswoningen (12 tot en met 18) en de nog tot 1890 aan de Spijberstraat bij Oudenbosch behouden gebleven wachtpost uit de beginjaren. In donkergrijs is het perceel aangeduid, waaruit ook blijkt hoe groot of hoe klein soms de moestuin van de wachter was.
 
 
Links: wachterswoning 12, km 17,019, gebouwd in 1885 aan de Zeggeweg, uitgebreid aan de achterzijde volgens onderhands bestek in 1925 en afgebroken in 1932.
Rechts: wachtpost aan de Spijberstraat, km 17,305, gebouwd in 1854-1855 en afgebroken in 1890.
 
 
De wachtpost aan de Spijberstraat zag er zo ongeveer uit als een enkele decennia geleden afgebroken wachtpost in Bist, ten oosten van Lier (B) en gelegen aan de spoorweg van Lier via Herentals naar Turnhout. De spoorwegmaatschappij die deze lijn aanlegde, was nauw verwant aan de de onderneming die in 1855 de lijn van Antwerpen over Roosendaal naar Moerdijk tot stand bracht.
 
 
Links: wachterswoning 13, km 17,019, gebouwd in 1854 aan de Noordhoeksestraat, uitgebreid aan de zuidwestzijde volgens onderhands bestek in 1925 en aan achterzijde in 1930 (niet op tekening), afgebroken in 1961.
Rechts: wachterswoning 14, km 19,366, gebouwd in 1854 aan de Sint Maartenstraat, uitgebreid aan de noordoostzijde volgens onderhands bestek in 1925 en aan de achterzijde in 1930 (niet op tekening), afgebroken in 1934.
 
 
Links: wachterswoning 15, km 20,312, gebouwd in 1885 aan de Meirestraat / Vaartkant, uitgebreid aan de achterzijde volgens onderhands bestek in 1925 en afgebroken in 1965.
Rechts: wachterswoning 16, km 21,003, gebouwd in 1854 aan de Lagestraat, uitgebreid aan de achterzijde volgens onderhands bestek in 1925 en afgebroken in 1962.
 
 
Nadat wachterswoning 15 (die destijds op de voorgrond stond) in 1965 was afgebroken, bleef dit perceel nog tot circa 2013 braak liggen, waarna er een viaduct kwam en de omgeving rigoureus veranderde in een industrieterrein met 'megalomane dozen'. Ook het karakteristieke boerderijtje dat al sinds mensenheugenis aan de Vaartkant stond, moest het onderspit delven. De foto met een in aantocht zijnde stoptrein uit Dordrecht naar Roosendaal is gemaakt op 29 januari 1977.
 
 
ZW 041-23        26-03-1977        NS, 1308, goederentrein 44542 (Roosendaal – Rotterdam Zuid Goederen), nadert de overweg aan de Meirestraat / Vaartkant te Roosendaal. Links op de voorgrond stond tot in 1965 wachterswoning 15.
 
 
Links: wachterswoning 17, km 21,233, gebouwd in 1885 aan de Gastelseweg, uitgebreid aan de achterzijde volgens onderhands bestek in 1925 en afgebroken in oktober 1967. De wachtpost (km 21,242) uit circa 1936 ten zuidwesten van de woning werd afgebroken in juni 1957. Verder was er in eigen beheer van de wachter nog een schuur op het perceel gebouwd. Het midden van de overweg lag bij km 21,262. Op 12 april 1956 kwam hier als 'vijftiende' in Nederland een AHOB in dienst. Het automatisch blokstelsel tussen Lage Zwaluwe en Roosendaal volgde per 18 juni 1956.
Rechts: wachterswoning 18, km 21,495, gebouwd in 1885 aan de Lepelstraat, uitgebreid aan de achterzijde volgens onderhands bestek in 1930 en afgebroken in 1987.
 
 
Juist voorbij het Volkswagenbusje links stond tot in 1967 wachterswoning 17. Ook nu nog is de overhoek nog in het veld zichtbaar. Wachterswoning 18 stond achter de rug van de fotograaf. Sinds 1907 ligt het tracé van de spoorweg Lage Zwaluwe - Roosendaal niet meer parallel aan het raster op de voorgrond, maar is dit gedeelte hier omgelegd om op het nieuwe spoorwegemplacement aan te sluiten.
De foto van locomotief NS 1220 met trein D 286 (Amsterdam CS - Paris Nord), bestaande uit twaalf rijtuigen, is op 2 augustus 1982 gemaakt vanaf een berg tijdelijk opgeslagen grintballast aan de Lepelstraat.
 
 
ZW 039-08        29-01-1977        NS, 1122+1313 (in opzending), goederentrein 720524 (Roosendaal – Rotterdam Zuid Goederen), passeert de overweg aan de Gastelseweg te Roosendaal. Links staat de loods van de wagenwerkplaats Roosendaal en de vroegere werkmeesterswoning (later depotchef). Juist achteraan de trein ligt wachterswoning 18, gesloopt in 1987. Pal rechts van de korte goederentrein lag tot in 1967 wachterswoning 17.
 

4. Het leven van een wachtersgezin

 
Langs een spoorweg waren buiten de stations en halteplaatsen wegwerkers voor het onderhoud van de baan, alsmede wachters of wachteressen voor het bedienen van de sluitbomen op overwegen actief. Indien een wegwerker met zijn gezin in een wachthuis van de spoorwegmaatschappij woonde, dan was zijn echtgenote aangesteld als wachteres. In die functie droeg zij dienstkleding: een zwarte cape (met een rode binnenzijde) en een zwarte hoed met een rode bies. Zodra het kloksein een trein aankondigde, bediende zij de sluitbomen van de overweg. Voor en na een passage van een trein mocht de wachteres haar huishoudelijk werk doen, maar een dikwijls kinderrijk gezin maakte haar taak er niet gemakkelijker op. Haar traktement varieerde van 25 tot 40 cent per dag en was afhankelijk van de standplaats en het aantal dagelijks passerende treinen.
 
Zodra haar man aan het eind van de middag thuis kwam, nam hij het werk van zijn vrouw over en draaide dan de rest van de dienst tot dikwijls na middernacht. Een dienstpet op het hoofd en een rode vlag in de hand (opgerold ten teken dat de situatie ter plaatse veilig was) gaf hem de waardigheid van een overwegwachter. Tussendoor scharrelde hij nog wat rond op het eigen erf of in de moestuin. Zowel man als vrouw waren dus elke dag van de week, dus ook op zondag, van ’s morgens vroeg tot 's avonds laat aan de slag voor een veilig verkeer over het spoor en over de weg. Over het algemeen waren in de nachtelijke uren de sluitbomen van de overweg naar beneden. Alleen als een passant het nodig vond om de wachter uit zijn bed te rammelen, moest hij deze opendoen.
 
 

Boven: plattegrond en voorzijde (spoorzijde) wachterswoning 17, zoals gebouwd volgens bestek 396 van de Maatschappij tot Exploitatie Staatsspoorwegen in 1885.
Onder: plattegrond en voorzijde (spoorzijde) wachterswoning 17, zoals gewijzigd volgens onderhands bestek van de Nederlandsche Spoorwegen in 1925.

 
 
Arnoldus Kuijpers leest de krant in de woonkamer. Links van hem is het trapje naar de slaapkamer (opkamer) en rechts is de deur naar de kast onder de trap naar boven. Foto uit circa 1955.
 
 
Aan de spoorzijde van de wachterswoning poseert de familie Arnoldus Kuijpers.
Te zien zijn (steeds van links naar rechts):
Achterste rij, staand tegen woning of in het raamkozijn: zoon Adrianus (Janus) Kuijpers (* 01-11-1926), schoondochter Wilhelmina (Mien) Kuijpers - van Sundert (geboren op 22 juni 1925 te Zevenbergen), kleinzoon Kees Heijnen, kleinzoon Willy Kuijpers en kleinzoon Arie Kuijpers,
Middelste rij: dochter Mien Kuijpers (* 22-06-1925 te Zevenbergen), dochter Annie Kuijpers (* 18-10-1935 te Roosendaal), echtgenote Maria Kuijpers - Rullens, en kleindochter Ria Heijnen,
Vooraan: schoonzoon Piet Heijnen en zoon Piet Kuijpers (* 15-03-1924 te Hooge en Lage Zwaluwe).
Ten noordoosten van de wachterswoning stond een stenen schuur (zie ook tekening). Foto uit circa 1955.
 
Wie er allemaal in wachterswoning 17 woonden, is te achterhalen in de personeelsregisters (stamboeken) van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en de bevolkingsregisters van de gemeente Roosendaal.
Uit de vroegste jaren zijn bekend:

01-11-1886 – 16-08-1889           Lodewijk Schuuring, * 12-07-1842 Rucphen, wachter,
gehuwd op 10-08-1872 met Maria Catharina Maréchal, * 04-01-1851 Baarle Nassau, + 20-06-1913 Rotterdam
, wachteres

16-08-1889 - 30-07-1899           nog onbekend


30-07-1899 – 05-09-1906           Lodewijk Schuuring, * 12-07-1842 Rucphen, wachter,
gehuwd op 10-08-1872 met Maria Catharina Maréchal, * 04-01-1851 Baarle Nassau, + 20-06-1913 Rotterdam, wachteres

05-09-1906 – 01-01-1911           Marijn Konings, * 03-09-1845 Zundert (later wonend in Schijf), wachter,
gehuwd op 17-02-1870 met Maria Kriesels, * 18-07-1848 Rucphen, + 01-12-1880 Zevenbergen, acht kinderen in jaren 1870-1880
overleden in kraambed bij geboorte van het laatste kind, wachteres
gehuwd op 14-10-1881 met Petronella Kriesels (zus van Maria), * 11-08-1861 Rucphen, twaalf kinderen in de jaren 1881-1902, wachteres

01-01-1911 – 07-11-1913           Ferdinand Sep, * 26-04-1850 Etten, + 18-01-1927 Roosendaal, wachter,
gehuwd op 20-01-1880 te Etten met
Catharina van der Heijden, * 23-07-1851 Roosendaal, + 07-04-1930 Roosendaal, wachteres

07-11-1913 – 01-08-1921           Joseph Fidelius Borghouts, * 23-03-1854 Etten,
vanaf 26-03-1899 tot 07-11-1913 ploegbaas van ploeg 23 Weg & Werken op het baanvak Lage Zwaluwe – Roosendaal,
vanaf 07-11-1913 tot 01-08-1921 aangesteld als wachter,
terwijl echtgenote Johanna van den Sanden vanaf 26-03-1899 tot 01-08-1921 is aangesteld als wachteres.


11-12-1921 – 30-09-1923           Christianus A. Witlox, * 04-04-1879 Nuland, wachter,
gehuwd op 10-08-1872 met Maria van Beek, * 19-06-1882 Rosmalen, wachteres

09-03-1924 – 27-07-1930           Franciscus Gabriëls, * 27-12-1879 Zevenbergen, + 10-05-1940 Roosendaal, wachter,
gehuwd op 12-05-1911 met Johanna Diepstraten, na overlijden van haar man vertrokken naar Breda

10-11-1929 – 20-12-1936           Antonius van Unen (elders wonend)


28-08-1930 – 01-09-1954           Arnoldus Kuijpers (01-10-1930 uit Zevenbergen)
 
 
Advertentie in dagblad 'De Grondwet' van 12, 14 en 15 oktober 1921. Kennelijk deed de voorganger van Christianus Witlox, in het vooruitzicht van een overplaatsing naar elders, zijn zelfgebouwde (houten) schuur van de hand.
 
 
Boven: Zijaanzicht (noordoostzijde) en achterzijde wachterswoning 17, zoals gebouwd volgens bestek 396 van de Maatschappij tot Exploitatie Staatsspoorwegen in 1885.
Onder: Zijaanzicht (noordoostzijde) en achterzijde wachterswoning 17, zoals gewijzigd volgens onderhands bestek van de Nederlandsche Spoorwegen in 1925.
 
Dankzij één van zijn nakomelingen is over Arnoldus Kuijpers meer bekend. Onderstaand staan enkele uittreksels uit zijn stamboek. Kuijpers kwam als wegwerker in mei 1915 in dienst van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en zou dat blijven doen, tot dat hij per 1 september 1930 geschikt werd bevonden als overwegwachter aan de Gastelseweg in Roosendaal. Hij deed dit werk tot eind 1936 minstens in een twee-ploegendienst met de elders wonende Antonius van Unen. Wie Arnoldus Kuijpers na het vertrek van Van Unen bijstond als aflosser, is onbekend.
 

5. Het leven van een wegwerker

 
De meeste wegwerkers hadden gewoonlijk geen functie bij het sluiten en openen van overwegen en woonden dan ook elders, maar wel in de buurt van het aan hen toegewezen baanvak. Vaak was een wegwerker een keuterboertje, dat een gering inkomen had.
‘Het spoor’ was dan overdag een goed alternatief. De wegwerkers functioneerden in ploegen van vier tot vijf man, soms uitgebreid met nog enkele tijdelijke krachten. Een ploeg had steeds een baanvak met een lengte van vijf tot tien kilometer in onderhoud. Het schouwen van de baan was een dagelijks terugkerend ritueel. Onder leiding van een ploegbaas zorgden zij voor het lichten, richten en schiften van de baan, het vervangen van rails en dwarsliggers, het bestraten van overwegen, het knippen van heggen langs de lijn of het uitvoeren van klein onderhoud aan de gebouwen. Bij grote onderhoudswerken aan het spoor waren soms meerdere ploegen tegelijk aan het werk.
 
Het loon van Arnoldus Kuijpers weerspiegelt ook de economische toestand in Nederland van kort na de Eerste Wereldoorlog. Door de schaarste in de oorlogsjaren en de daarmee samenhangende prijsstijgingen moesten de lonen in 1919 en 1921 flink omhoog, zodanig zelfs dat het voor de spoorwegmaatschappijen niet langer meer vol te houden was om alle overwegen van een bewaking te blijven voorzien. Eenmaal ontslagen van deze verplichting betekende dat overigens niet dat de lonen van het personeel nog op het naoorlogse peil gehandhaafd konden blijven.
 
Als wegwerker in de ploegen 24, 18, 34, 40, 39, 38, 46, 60 en 67, op de baanvakken Lage Zwaluwe - Roosendaal, Lage Zwaluwe - Langeweg, Lage Zwaluwe - Hooge Zwaluwe en Lage Zwaluwe - Moerdijk.
In dienst in mei 1915 als wegwerker en hulpwachter voor fl. 1,10 per dag.
In vaste dienst per 1 mei 1916 als wegwerker voor fl. 1,20 per dag, vervolgens:

 
per 1 mei 1918     
per 1 april 1919   
per 1 juni 1919
per 1 januari 1921
per 1 september 1923
per 1 januari 1924                  
per 1 juni 1924                            
- fl. 1,25 per dag,
- fl. 3,05 per dag,

- fl. 3,15 per dag,

- fl. 1653,35 per jaar,  
- fl. 1509,58 per jaar,  
- fl. 1439,14 per jaar,
- fl. 1295,23 per jaar.
 
Voordat wegwerker Arnoldus Kuijpers In Roosendaal neerstreek, had hij in de gemeenten Zevenbergen en Hooge en Lage Zwaluwe gewoond. De gezinssamenstelling was als volgt:
Arnoldus (Aart) Kuijpers, * 29-04-1891 Zevenbergen, gehuwd op 15-06-1922 te Oosterhout met Maria Rullens, * 29-10-1897 te Made en Drimmelen,
gevestigd per 01-10-1930 uit Zevenbergen te Roosendaal als wegwachter NS, wonend eerst Gastels(ch)eweg 104, later vernummerd in Gastels(ch)eweg 176 (bekend als wachterswoning 17).
kinderen:      
 
Johanna Wilhelmina (Jo),     
Petrus Johannes (Piet),      
Wilhelmina (Mien),             
Adrianus (Janus),              
Johannes (Jan),                
Adriana Maria (Naan),   
Anna Maria (Annie),     
* 07-04-1923 te Zevenbergen
* 15-03-1924 te Hooge en Lage Zwaluwe
* 22-06-1925 te Zevenbergen
* 01-11-1926 te Hooge en Lage Zwaluwe (grootvader van Dave Kuijpers, informant)
* 11-08-1928 te Hooge en Lage Zwaluwe
* 27-04-1932 te Roosendaal
* 18-10-1935 te Roosendaal
 

6. Lonen, dienst- en rusttijden

 
Vóór 1900 kreeg een wegwerker of wachter slechts één zondagochtend om de twee weken vrijaf om naar de kerk te gaan. Het loon van een overwegwachter bedroeg rond 1890 één gulden per dag (naast het genot van vrije woning, vuur en licht). Meestal kon hij ook een stukje moestuin aanleggen op grond van het spoor nabij zijn huis. In West-Brabant viel dat nog wel eens tegen, want de pure zandgrond (klapzand) op de vroegere heidevelden was niet geschikt om veel groenten te verbouwen. Er zat in dat geval niet veel anders op dan elders bij een boer een lapje grond te huren en dat als moestuin te gebruiken.
In 1899 werd de werktijd voor wachters en -wachteressen enigszins begrensd tot maximaal zestien uur per dag, maximaal 42 uur per drie dagen en maximaal 168 uur per veertien dagen. Het betekende in heel wat plaatsen de aanstelling van hulpwachters.
 

7. De spoorwegstakingen

 
De spoorwegstakingen van 1903 leidden tot het instellen van een commissie van enquête, die veel bezwaren omtrent de dienst- en rusttijden van het personeel kon noteren. Het bekend worden van een nieuwe loonregeling ontketende wel een grote ontnuchtering onder het personeel. Een dagloon van slechts één gulden per dag voor de laagste functies bleef gehandhaafd. Het loon van een wegwerker of wachter varieerde al naar gelang zijn standplaats en zijn diensttijd nog steeds van 1,00 tot 1,40 gulden per dag. Pas nadat de kosten van het levensonderhoud in de Eerste Wereldoorlog flink waren gestegen, werd het loon van het personeel aangepast.
 

8. Opheffing van de bewaking

 
In 1919 en 1922 werden de diensttijden aanzienlijk beter geregeld. Een wachter mocht per etmaal niet meer dan twaalf uur werken. In een tijdvak van veertien dagen mocht de gezamenlijke diensttijd niet meer dan 144 uur bedragen voor wachters, die naast de door hen bewaakte overweg woonden. Voor elders wonende wachters werd de diensttijd zelfs beperkt tot 132 uur per veertien dagen. Ook de rusttijden door de week en op zondagen werden nader vastgesteld. Dat deze maatregelen het spoorwegbedrijf veel geld kostten en uiteindelijk ook in 's Rijksschatkist gevoelig was, lag voor de hand. Het bracht dan ook een golf van bezuinigingen teweeg.
 
Daarentegen leunden de spoorwegmaatschappijen echter steeds meer op bijdragen uit 's Rijks schatkist. Ter bezuiniging op de uitgaven werd op 6 mei 1922 een wet aangenomen, waarbij het voortaan, in overleg met de minister, mogelijk was om de bewaking van overwegen op te heffen. Eind 1924 was al de helft van alle openbare overwegen in hoofdspoorwegen onbewaakt (bijna 1300 stuks). Menig personeelslid werd op wachtgeld gestuurd of kwam als invalide in het pensioenfonds te zitten.
 
 
Links: Bericht in De Grondwet van 14 februari 1924, waarbij melding wordt gemaakt van het opheffen van de bewaking.
Rechts: Ondanks het feit dat er in 1925 nog een uitbreiding had plaatsgevonden, moest wachterswoning 14 in 1934 vanwege het uitzicht sneuvelen. Maar slopers vonden in de crisisjaren nog wel een markt voor de vrijkomende bouwmaterialen. Zelfs werd voor de openbare verkoop een notaris in de arm genomen. Advertentie in De Grondwet van 14 juli 1934.
 

9. Automatische knipperlichtinstallaties

 
Inmiddels nam het verkeer op menig (over-)weg sterk toe, zodat er zich soms levensgevaarlijke situaties met ongevallen voordeden. Ter verbetering van het uitzicht op overwegen werden eerst wachterswoningen afgebroken. Het was echter niet voldoende. Gelukkig bleek het inmiddels technisch mogelijk voor de drukkere en onbewaakte overwegen een doelmatige en goedkope beveiliging in de vorm van automatische knipperlichtinstallaties (aki’s) toe te passen. Na twee proeven werd in 1939 een lijst samengesteld van onbewaakte (of nog onbewaakt te maken) overwegen in toen al drukke verbindingswegen. Tot juni 1942 kwamen er 42 stuks. Het programma moest echter worden gestaakt door de oorlogshandelingen en toenemende schaarste aan materialen. Pas in 1949 kwam het project weer op gang, van 56 in 1950 tot 275 in 1960 en 722 in 1970.
 

10. Aan de Gastelseweg

 
Twee overwegen aan de noordoostzijde van Roosendaal kenden vanaf 1935 een flinke toename van het verkeer. In aansluiting op de provinciale weg van Oudenbosch naar Oud Gastel werd toen ook de provinciale weg van Oud Gastel naar Roosendaal volledig gereconstreerd. Over nagenoeg de hele lengte werden alle krappe bochten verruimd en zelfs nieuwe stukken weg aangelegd om dichte bebouwingen te kunnen omzeilen. Automatische knipperlichtinstallaties waren er toen nog niet, vandaar dat bij de beide overwegen in de trajecten Roosendaal - Breda en Lage Zwaluwe - Roosendaal, naast of in de buurt van de wachterswoning, nieuwe en comfortabele wachtposten werden gebouwd, van waaruit de wachters in plloegendienst werkten.
 
 
Gezicht op wachterswoning 17 met bijbehorende wachtpost aan de straatkant voor de bediening van de overwegbomen aan de Gastelseweg in het baanvak Lage Zwaluwe - Roosendaal, circa 1940. Het is zeer waarschijnlijk dat deze wachtpost pas gebouwd is na de reconstructie van de Gastelseweg in de jaren 1935-1937. Ongeveer op dezelfde plek had al sinds 1912 een wachtpostje voor de aflosser van de wachter in de woning gestaan.
 
 
Op de trap van wachtpost 17 uit circa 1936 staan van links naar rechts: kleinzoon Arie, dochter Annie, kleinzoon Willy, Mien Kuijpers- van Sundert en Maria Kuijpers-Rullens. De foto is gemaakt op 31 augustus 1956 in de richting van het inmiddels verdwenen pand Gastelseweg 175 en 177. Rechts staat wachterswoning 17. Arnoldus (Aart) Kuijpers is inmiddels met pensioen, maar mag met zijn vrouw, zolang hij wil, in de wachterswoning blijven wonen.
De inmiddels niet meer in gebruik zijnde wachtpost werd in juni 1957 afgebroken.
 
 
Kleinkinderen Arie (links) en Willy (rechts) met hun tante Annie Kuijpers, 31 augustus 1956.
De fotograaf staat tussen de wachterswoning en de stenen schuur (zie ook tekening) aan de noordoostzijde en kijkt in de richting van het inmiddels verdwenen pand Gastelseweg 175 en 177.
 
 
Links: Kleinkinderen Arie en Willy Kuijpers, 31 augustus 1956. De fotograaf staat tussen de wachterswoning en de stenen schuur (zie ook tekening) aan de noordoostzijde en kijkt in de richting van het inmiddels verdwenen pand Gastelseweg 175 en 177.

Rechts: echtgenote Maria Kuijpers-Rullens met dochtertje Jo, Arnoldus Kuijpers en een collega-spoorwegbeambte, waarschijnlijk Antonius van Unen (elders wonend), circa 1930. Zij staan voor de deur aan de straatzijde, links in de aanbouw, waarna je uit kwam in een portaal, dat leidde naar keuken en woonkwamer (zie plattegrond).
 
 
Links: Een half jaartje vóór hun verhuizing naar de Voltastraat 52A poseren Arnoldus Kuijpers en zijn vrouw Maria Rullens voor hun woning, waar ze al 36 jaar hun thuis hadden. In de verte ligt de voormalige locomotievenloods, later wagenwerkplaats, 31 mei 1966.

Rechts: De twee jongste, in Roosendaal geboren, kinderen Annie (links) en Naan (rechts) poseren voor de deur aan de straatzijde op nummer 176. Aan de stoep te zien lag het fietspad inmiddels wel heel kort langs de woning, vergelijk foto hierboven.
 
 
Kijkend in de richting van het boerderijtje aan de overzijde van de spoorweg (Gastelseweg 172 en 174) is Arnoldus (Aart) Kuijpers, kort voor zijn verhuizing op 30 november 1966 naar Voltastraat 52A, bezig aan zijn Solex. Ten noordoosten van de wachterswoning stond een stenen schuur (zie ook tekening). Rechts is nog juist de noordoostelijke hoek van de wachterswoning zichtbaar.
 
Vanaf 1 september 1930 tot aan zijn pensionering, precies 24 jaar later, is aan het loon van Arnoldus Kuijpers goed te zien, hoe de crisisjaren (met moordende concurrentie van het opkomende autobus- en vrachtautovervoer tegenover dalende opbrengsten en sluiting van lijnen bij de spoorwegmaatschappijen) en de naoorlogse jaren (met prijsstijgingen door schaarste) hun invloed haddden op de lonen van het spoorwegpersoneel.
 
In dienst per 1 september 1930 op wp 17 (Zlw-Rsd) voor fl. 1412,96 per jaar
 

per 1 januari 1931
per 1 april 1933
per 1 mei 1934
per 1 januari 1935
per 1 oktober 1938
per 1 juli 1941   
per 1 januari 1942
per 1 januari 1946   
per 1 januari 1948  
per 1 januari 1950   
per 1 september 1950 
per 1 januari 1951
per 16 maart 1951 
per 1 januari 1953    
per 1 januari 1954 
per 1 juli 1954 
 per 1 september 1954

- fl. 1427,68
- fl. 1313,47
- fl. 1260,93
- fl. 1196,01
- fl. 1328,90 + gratificatie van fl. 108,90 op 03-05-1940, wegens 25 jaar dienst
- fl. 1395,35
- fl. 1481,92
- fl. 2104,90
- fl. 2221,30
- fl. 2387,36
- fl. 2506,73
- fl. 2560,80
- fl. 2688,84
- fl. 2793,60
- fl. 2956,56
- fl. 3119,52
- eervol niet op verzoek ontslagen wegens leeftijd (vervroegd ouderdomspensioen)
 
Uiteraard staan er tegenover gratificaties wel eens geldboeten. Menig overwegwachter ontkwam hier niet aan. Controleurs kwamen natuurlijk altijd aan het einde van een dienst even langs, bij voorkeur 's avonds laat, want die moesten in een strikt door reglementen en arbeidsvoorwaarden geleid spoorwegbedrijf hun functie kunnen waarmaken.
1. Arnoldus Kuijpers kreeg op 18 april 1936 een geldboete ten bedrage van een half dagloon, wegens onvoldoende overwegbediening vóór het passeren van trein 3041 op 2 april 1936. Het ging om de laatste (stop)trein van die dag tussen Lage Zwaluwe en Roosendaal (v. = 23.09 u., a. = 23.39 u.)
2. Arnoldus Kuijpers kreeg op 27 november 1950 een schriftelijke berisping wegens onvoldoende overwegbediening met vertraging voor trein 5559. Hoogstwaarschijnlijk ging het hier ook om de laatste stoptrein van die dag. Was Arnoldus aan het eind van een dag niet meer zo wakker of te gauw afgeleid, we weten het niet...?
 
 
Op 3 mei 1940 was Arnoldus Kuijpers 25 jaar in dienst bij het spoorwegbedrijf. Bij dit jubileum kreeg hij, zoals in zijn staat van dienst hierboven is vermeld, een gratificatie van fl. 108,90 en een mooie oorkonde. Oorspronkelijk was de ondergrond wit met daarop in kleuren het beeld en de tekst. Uiteraard was Arnoldus, zoals elke spoorwegman in die tijd na 25 jaar dienst, trots op zijn oorkonde. Vandaar dat deze, zoals gebruikelijk, werd ingelijst en hoog aan de muur in de woonkamer werd gehangen.
 
Het invallende zonlicht en de warmte van de kachel in de kleine ruimte deed de oorkonde echter geen goed. Het logo NS werd danig aangetast door chemische bestanddelen van de drukinkt en zelfs aangevreten door zilvervisjes, die in de lijst wisten te komen. In de plaats van het oorspronkelijke wit kreeg het papier allerlei tinten bruin. Slechts de lauwertakken rond het getal 25 bleven nog zilver van kleur. Een restauratie in fotobewerkingssoftware aan de hand van een soortgelijke oorkonde van een collega-spoorwegman uit die tijd bracht het oorspronkelijke beeld van de door hoofddirecteur W. Hupkes ondertekende oorkonde terug.
 
 
Enkele jaren na zijn pensionering verhuisde Arnoldus Kuijpers met zijn vrouw vanuit de wachterswoning naar de stad. 'Ze leefden samen zo gelukkig in hun woning in de Voltastraat, genietend van elkaars aanwezigheid', enzovoorts, zo staat er op zijn bidprentje na zijn overlijden op 18 november 1973.
 
Enkele regels verder staat: 'jarenlang gewerkt als overwegwachter, betrouwbaar, zonder vergissingen; we vertrouwen er op dat God nu ook voor hem het sein op veilig heeft gezet als beloning voor zijn leven.'
 
Zijn achterkleinzoon Dave Kuijpers te Roosendaal vindt deze beeldspraak heel mooi en voegt eraan toe: 'Een echte spoorwegfamilie, zou je op basis hiervan kunnen zeggen'.
 
 
Na de afbraak van wachterswoning 17 in oktober 1967 bleef er een driehoekig braakliggende perceeltje liggen, dat alleen aan de kant van de Gastelsweg behoorlijk is afgeschaafd, alleen is dat nog steeds geen eigendom van de gemeente Roosendaal...! Als we de schets hieronder (weliswaar 90 graden gekanteld) op de foto uit Google Earth inpassen, dan zie je dat wachterswoning 17 pal tegen het huidige fietspad stond. Overigens kun je op één van de foto's uit vroeger jaren al zien dat het toenmalige fietspad kort tegen het fietspad van destijds aan lag.
Overigens
werd het volledig nutteloze en miljoenen euro's kostende raccordement naar 'Dozendaal Oost' enkele jaren geleden met een wijdse boog om de vroegere plek van de wachterswoning gelegd, anders was deze helemaal opgeslokt...!
 
 
Tot slot een montage van de wachterswoning 17 met wachtpost uit de jaren veertig in een hedendaagse foto. De plaat is gemaakt op 13 januari 2021.
 
 
De huidige kadastrale kaart toont nog steeds het perceeltje, waarop destijds wachterswoning 17 stond. Voor de duidelijkheid zijn de toenmalige en nog steeds in gebruik zijnde huisnummers ingetekend. Rechts de situatie op 13 januari 2021 in beeld.
 
 
Noot. Bij het elektro-mechanisch blokstelsel wordt een spoorwegtraject verdeeld in 'blokken'. Aan het begin van elk blok staat een seinpaal, waarvan het bedieningshandel in de onveilige stand is gesperd, zolang zich in dat blok een trein bevindt. De onderlinge koppeling van de bedieningstoestellen van verschillende posten wordt tot stand gebracht met elektrische bloksloten. Een versperring kan langs elektrische weg worden opgeheven door de volgende post, zodra daar na het passeren van de trein het bedieningshandel van de blokseinpaal in de onveilige stand is gesperd. Elke trein wordt zo achter zich 'gedekt' door een seinpaal in de onveilige stand. Er zijn verschillende soorten blokstelsels in gebruik geweest.
 
Met dank aan
- Annet Maas-Kuijpers, kleindochter van Aart (Arnoldus) Kuijpers.
- Dave Kuijpers, achterkleinzoon van Arnoldus Kuijpers.
 
Literatuur
* Broos, M.C.J., Wouw en de Spoorwegen (6), Gebouwen langs de lijn – wachterswoningen en wachtposten,
in: tijdschrift heemkundekring 'De Vierschaer', 1987-03, blz. 72-86.
* Broos, M.C.J., Wouw en de Spoorwegen (9), Lager personeel – stationspersoneel, wachters en wegwerkers,
in: tijdschrift heemkundekring 'De Vierschaer', 1988-02, blz. 73-82.
* Broos, M.C.J., Heen en weer, verkeer en vervoer in en om de gemeente,
in: Tussen Baarlebosch en Halderberge, Twee eeuwen gemeente Oudenbosch, 1796-1996. Oudenbosch, 1996, blz. 60-84.
* Broos, M.C.J., Nispen en ‘het spoor’,
in: jaarboek 6 van de heemkundekring 'De Heerlijckheijd Nispen', 1998, blz. 49-75.
* Broos, M.C.J., Uit het leven van de bewoners van wachterswoning 23,
in: tijdschrift 'De Vrijheijt van Rosendale', tijdschrift heemkundekring De Vrijheijt van Rosendale, nr. 34 (1999), blz. 18-30.
* Broos, Marius, De spoorweghalte Hoeven,
in: jaarboek 19 heemkundekring 'De Honderd Hoeven', 2003, blz. 165-195.
* Broos, Marius, Uit het leven van de spoorwegwachters op het Gors,
in: jaarboek 22 heemkundekring 'De Honderd Hoeven', 2006, blz. 171-186.
* Eeftens, Sjoerd, Boemelen over ’s-Princenland, Geschiedenis der spoorwegen in Princenhage en Prinsenbeek. Prinsenbeek, 1987.
 
Website
Zie ook het onderwerp 'Wachterswoning 18 aan de Lepelstraat' op deze website.